Warmgewalste vlakke staalproducten worden in twee grote groepen ingedeeld op basis van de wijze waarop de plakken, na een doorgang in een opwarmoven, worden verwerkt in de warmwalserij:
De plak wordt uitgewalst in een reeks opeenvolgende walstuigen, voorzien van walsrollen, om tot een brede en lange staalband te komen. Na het verlaten van het eindwalstuig wordt de staalband in een continu proces gekoeld en vervolgens opgehaspeld tot een rol (bobijn of coil). De rol wordt uiteindelijk op een afrollijn afgehaspeld waarbij de staalband wordt gevlakt en geknipt op de gewenste plaatlengte. Deze techniek wordt courant toegepast voor breedtes tot 2150 mm en diktes tot 25 mm (dit is afhankelijk van o.a. de capaciteit van de warmbandwalserij en afrollijn, de gevraagde kwaliteit, …). Ongebeitste warmgewalste bandplaat wordt dikwijls “zwarte” plaat genoemd.
Warmgewalste rollen kunnen tot een bepaalde dikte en breedte worden gebeitst. In het beitsproces (chemische reiniging) wordt de oppervlakte van het materiaal ontdaan van de walshuid en onzuiverheden. Om corrosie van het bekomen zuiver staaloppervlak tegen te gaan, wordt een beschermende laag (meestal een dunne oliefilm) aangebracht. De norm EN 10051 geeft de toleranties op afmetingen en vorm waaraan de ongebeitste en gebeitste warmgewalste bandplaat moet voldoen.
In de quartowalserij wordt de plak gewalst in twee walstuigen (elk bestaande uit vier walsrollen), een reductiewalstuig en een eindwalstuig om de gewenste dikte te bereiken. De aldus bekomen plaat wordt afgekoeld en gevlakt. Deze techniek laat toe bredere platen en/of grotere diktes te walsen dan in de warmbandwalserij. In functie van de gevraagde kwaliteit worden na het walsen de materiaaleigenschappen van de quartoplaat vaak verbeterd door warmtebehandelingen zoals normaliseren. De norm EN 10029 geeft de toleranties op afmetingen en vorm waaraan de quartoplaat of dikke plaat moet voldoen.
Gebeitste warmgewalste bobijnen kunnen verder bewerkt worden in de koudwalserij. Deze walserij bestaat uit een tandemgroep van walstuigen waarbij de dikte van de warmgewalste gebeitste bandplaat koud gereduceerd wordt tot de gewenste dikte. Aan het einde wordt de bandplaat opnieuw opgerold met een gewenste en geprogrammeerde dikte van 0,3 mm tot 2,99 mm. De norm EN 10131 geeft de toleranties op afmetingen en vorm waaraan de koudgewalste plaat moet voldoen. Deze koudgewalste rollen kunnen vervolgens worden bekleed met een metallische deklaag.
Koud of warmgewalste rollen kunnen worden bekleed met een metallische deklaag. De meest gekende continue processen zijn:
hierbij wordt de gewalste breedband ondergedompeld in een zinkbad. De norm EN 10143 geeft de toleranties op afmetingen en vorm waaraan de thermisch verzinkte plaat moet voldoen en de norm EN 10215 geeft de eisen waaraan de bekleding moet voldoen. Bij het proces van onderdompelen in een metallisch bad zijn volgende metallische deklagen mogelijk:
Z: Zink | ||
ZA: Zink – Aluminium | merknamen: Galfan | |
ZM: Zink-Aluminium-Magnesium | merknamen: Magnelis® | |
AZ: Aluminium – Zink – Silicium | merknamen: Aluzinc® | |
AS: Aluminium – Silicium | merknamen:Alusi® | |
AL: Aluminium | merknamen:Alupur® |
de zinklaag wordt aangebracht door een potentiaalverschil tussen de koudgewalste breedband en het zinkbad. De norm EN 10131 geeft de toleranties op afmetingen en vorm waaraan de elektrolytisch verzinkte plaat moet voldoen.
Op koudgewalste rollen kan uiteindelijk nog een organische deklaag worden aangebracht (meestal op verzinkt oppervlakte). Meerdere soorten coatings en een grote waaier van kleuren zijn beschikbaar. Meestal worden deze voorgelakte plaat verder geprofileerd of geplooid tot gevel- of dakprofielen van uiteenlopende vorm en afmetingen.